Zodra er weer goudreinetten in de winkel liggen wil ik appeltaart bakken en gelukkig is het nu weer de tijd om daar mee te beginnen. In plaats van ons aloude familierecept heb ik deze keer gekozen voor het Klassieke Appeltaart recept van Cees Holtkamp uit zijn boek ‘De banketbakker‘. Zijn recept heb ik wel enigszins aangepast omdat wij bijvoorbeeld niet van krenten en rozijnen in onze appeltaart houden en goudreinetten gebruiken i.p.v. Jonagold. Het is een heerlijke appeltaart geworden die zeer in de smaak viel.

Klassieke Appeltaart

Ingredienten:
Bodem:
100 gram witte basterdsuiker
200 gram zachte roomboter
1/2 ei
1 theelepel geraspte citroenschil
mespunt zout
6 gram bakpoeder
300 gram Zeeuwse bloem

Vulling:
150 gram amandelspijs
1200 gram appels
60 gram suiker
snufje kaneel
(optioneel 80 gram krenten en 80 gram rozijnen)

Bereiding:
Maak eerst het deeg voor de bodem.
Meng de basterdsuiker, boter, ei, citroenrasp en het zout.
Meng vervolgens bakpoeder en bloem erdoor.
Wikkel het deeg in plasticfolie en laat het minstens 1 uur in de koelkast rusten

Verwarm de over voor op 200°C.
Schil de appels, verwijder de klokhuizen, snijd in grove stukken en vermeng met de suiker, kaneel en eventueel krenten en rozijnen.
Rol het deeg uit tot 4 mm dikte, bedek hiermee de bodem en zijkant van een met boter ingevette springvorm van 24 cm. Snijd het overige deeg af en bewaar dit.
Verdeel de amandelspijs over het deeg en schep de appelvulling daarop, druk de appels goed aan.
Rol het overgebleven deeg uit, snijd hier reepjes van en leg deze kruislings, als een rooster, over de taart.
Bak de taart 50 minuten in de voorverwarmde oven tot hij mooi bruin is, haal hem uit de oven en smeer in met 2 eetlepels warme abrikozenjam zodat er een mooie glans ontstaat.
Laat de taart afkoelen en verwijder dan de bakvorm.