We zijn hier dol op Jodenkoeken. De koeken heten zo omdat het recept van Joodse bakkers komt die hun diensten aanboden op het West-Friese platteland eind 19de eeuw. In het boek Koekje zag ik een recept staan voor Jodenkoeken dus dat kwam meteen op de nog-te-bakkenlijst. Ik was erg benieuwd hoe deze zouden zijn in vergelijking met die van Davelaar die we normaal altijd hebben hier.
Op zich zijn deze wat subtieler van smaak, pas na een paar keer kauwen komt de smaak opeens door, verder is de structuur wat delicater. Door het bakpoeder krijgen ze een hele luchtige, losse structuur. Al met al een leuke koek om zo nu en dan voor de afwisseling te bakken.

Jodenkoeken

Ingrediënten (voor zo’n 36 koeken):
225 gram zachte ongezouten boter
100 gram witte basterdsuiker
30 gram melk
1 theelepel kaneel
3 gram zout
150 gram patentbloem, gezeefd
150 gram Zeeuwse bloem, gezeefd
10 gram bakpoeder, gezeefd

Extra:
steker van 8cm doorsnede
deegroller

Bereiding:
Verwarm de oven voor op 170°C .

Meng de boter, basterdsuiker, melk, kaneel en het zout goed door elkaar.

Kneed de twee verschillende soorten bloem en het bakpoeder door de boter.

Pak het deeg in in plasticfolie en laat het minimaal een uur rusten in de koelkast.

Rol het deeg tot zo’n 3mm dikte uit op een bebloemd aanrecht. Steek met de steker de koeken uit en plaats die op een niet ingevet bakblik. Het overgebleven deeg kun je weer bij elkaar doen en uitrollen.

Bak de koeken goudbruin, dit duurt zo’n 15-20 minuten.

Laat de Jodenkoeken afkoelen op een taartrek.